Have you been studying Dutch for a while and feel confident in your ability to conquer more advanced Dutch words? It sure takes a lot of dedication and brainpower to master these words, but once you pull it off, you’ll find that there’s nothing as rewarding as having fluent conversations with your Dutch-speaking friends, colleagues, or classmates.
In this article, we’ll list a wide variety of advanced Dutch vocabulary words. This includes everything from general advanced words to more nuanced terms for the academic, business, medical, and legal spheres. In addition, we’ll introduce you to more sophisticated alternatives to common words that will help you ace your Dutch language exam.
With this advanced Dutch wordlist, you’ll be able to express yourself better, understand more advanced conversations, and slowly but surely perfect your Dutch.
These are advanced verbs, adjectives, adverbs, and linking words that you could use in a variety of situations. They allow you to express yourself in a sophisticated manner and relay your ideas with greater clarity.
1 – Verbs
Argumenteren
De leerlingen argumenteren tegen elkaar in het debat.
To argue
The students argue against each other in the debate.
Besteden
Ik besteed een groot deel van mijn budget aan marketing.
To spend / To pay
I spend a lot of my budget on marketing.
Bevatten
Sinaasappelen bevatten veel vitamine C.
To contain / To have
Oranges contain lots of vitamin C.
Discussiëren
We zouden hier de hele dag over kunnen discussiëren.
To debate
We could debate this all day.
Fluisteren
Hij fluisterde in mijn oor.
To whisper
He whispered in my ear.
Leiden tot
De crisis in de huizenmarkt leidde tot vele problemen.
To lead to
The crisis in the housing market led to many problems.
Verantwoordelijkheid nemen
Ik neem verantwoordelijkheid voor de risico´s van deze missie.
To take responsibility
I take responsibility for the risks of this mission.
Verkrijgen
Ik moet een visum verkrijgen om naar Rusland te reizen.
To obtain / To acquire
I need to obtain a visa to travel to Russia.
Verzamelen
Wij zijn data aan het verzamelen.
To collect / To gather
We are collecting data.
2 – Adjectives
Feilloos
Haar kleding is altijd feilloos gestyled.
Flawless
Her clothes are always flawlessly styled.
Gedetailleerd
Hij schreef een gedetailleerd rapport.
Detailed
He wrote a detailed report.
Geschikt
We zoeken een geschikte oplossing.
Suitable / Adequate
We’re looking for an adequate solution.
Onaanvaardbaar
Deze resultaten zijn onaanvaardbaar!
Unacceptable
These results are unacceptable!
Onwaarschijnlijk
Dit lijkt erg onwaarschijnlijk.
Unlikely
This seems very unlikely.
Raadselachtig
De film is erg raadselachtig.
Puzzling / Mysterious
This movie is very puzzling.
Redelijk
Dit is een redelijke oplossing.
Reasonable
This is a reasonable solution.
Subtiel
Een subtiele mix van knoflook en basilicum
Subtle
A subtle blend of garlic and basil
Voortreffelijk
Het eten was voortreffelijk!
Excellent / Outstanding
The food was excellent!
Willekeurig
Er is een willekeurige selectie gemaakt.
Random
A random selection has been made.
3 – Adverbs
Absoluut
Het heeft absoluut geen zin.
Absolutely
It is absolutely pointless.
Abrupt
We zijn abrupt weg gegaan.
Abruptly
We left abruptly.
Briljant
Hij sloeg die bal briljant weg.
Brilliantly
He hit that ball brilliantly.
Gematigd
Hij praat altijd erg gematigd over dat onderwerp.
Moderately
He always talks very moderately about that subject.
Letterlijk
Hij heeft dat letterlijk gezegd.
Literally
He said that literally.
Natuurlijk
Het winnen van de wedstrijd maakte me natuurlijk blij.
Naturally
Winning the game naturally made me happy.
Precies
Het is precies andersom.
Precisely
It is precisely the other way around.
Zeker
Ze is zeker erg populair.
Certainly / Definitely
She’s certainly very popular.
4 – Linking Words
Hoewel
Hoewel mijn oma oud is, is ze nog steeds erg actief.
Although
Although my grandma is old, she is still very active.
Desondanks
Het regende, maar desondanks gingen we wandelen.
Nevertheless
It was raining, but nevertheless, we went for a walk.
Niettemin
Het is moeilijk, maar niettemin moeten we het proberen.
Nevertheless / Nonetheless
It is difficult, but we must try nonetheless.
Ondanks
Ondanks haar vermoeidheid, is ze toch maar gaan fietsen.
Despite
Despite her fatigue, she went cycling anyway.
Ongeacht
Ongeacht wat u ook doet, u zult tot de juiste beslissing komen.
Whatever / No matter what
Whatever you do, you’ll come to the right decision.
Tenzij
Laten we beginnen, tenzij je wilt wachten.
Unless
Let’s start, unless you want to wait.
Terwijl
De prijzen stijgen terwijl de kwaliteit daalt.
While / As
Prices are increasing while the quality is going down.
Wat betreft
Wat uw rol betreft, we praten er morgen over.
As for
As for your role, we’ll talk about it tomorrow.
Zodra
Zodra u klaar bent, kunnen we beginnen.
As soon as
As soon as you’re ready, we can start.
How about these general advanced Dutch words? Did you already know some of them?
2. Academic Words
The next set of advanced Dutch vocabulary we’ll cover consists of words you would hear, read, or use in an academic setting. You’ll find these words especially useful if you plan to study in the Netherlands!
Aanleiding
Haar slechte prestatie was de aanleiding voor haar ontslag.
Reason / Cause
Her poor performance was the reason for her dismissal.
Abstract
De ideeën van de professor waren tamelijk abstract.
Abstract
The professor’s ideas were quite abstract.
Analyseren
Als je wilt weten wat de kenmerken van een verhaal zijn, moet je het eerst analyseren.
To analyze
If you want to know the characteristics of a story, you have to analyze it first.
Chronologisch
Ik heb het verhaal in chronologische volgorde verteld.
Chronological
I have told the story in chronological order.
Citeren
Hij citeert enkele beroemde filosofen in zijn essay.
To quote / To cite
He quotes some famous philosophers in his essay.
Consequent
Bij het opvoeden van kinderen moet je consequent zijn.
Consistent
You have to be consistent when raising children.
Correlatie
Er bestaat een duidelijke correlatie tussen deze twee factoren.
Correlation
There is a clear correlation between these two factors.
Cyclus
Deze cyclus herhaalt zich elk jaar.
Cycle
This cycle repeats itself every year.
Dilemma
Europa staat duidelijk voor een dilemma.
Dilemma
Europe clearly faces a dilemma.
Diversiteit
In Nederland is er een grote diversiteit aan vogels.
Diversity
There is a great diversity of birds in the Netherlands.
Eficiënt
Als je efficiënt wilt studeren, moet je je leren focussen.
Efficiently
If you want to study efficiently, you have to learn to focus.
Empathie
Hij is erg egoïstisch en voelt weinig empathie voor anderen.
Empathy
He is very selfish and has little empathy for others.
Facultatief
De deelname aan de cursus Spaans voor beginners is facultatief.
Optional
Participation in the Spanish for Beginners course is optional.
Fenomeen
Het toenemende gebruik van smartphones is een universeel fenomeen.
Phenomenon
The increasing use of smartphones is a universal phenomenon.
Fictief
Dit is een fictief verhaal, het is niet echt gebeurd.
Fictional
This is a fictional story; it didn’t actually happen.
Generaliseren
Hij generaliseert veel als hij over zijn studenten praat.
Generalize
He generalizes a lot when he talks about his students.
Hiërarchie
In dit bedrijf is er nog veel hiërarchie.
Hierarchy
There is still a lot of hierarchy in this company.
Hypothese
Volgens onze hypothese heeft dit fenomeen verregaande gevolgen.
Hypothesis
According to our hypothesis, this phenomenon has far-reaching consequences.
Interpreteren
De opmerking kon op verschillende manieren geïnterpreteerd worden.
Interpret
The remark could be interpreted in different ways.
Nuanceren
Kun je die vraag nog wat nuanceren?
To nuance
Can you nuance that question a bit?
Objectief
De beslissing van de minister was gebaseerd op objectieve criteria.
Objective
The minister’s decision was based on objective criteria.
Pragmatisch
De doorgewinterde politicus neemt altijd erg pragmatische beslissingen.
Pragmatic
The seasoned politician always makes very pragmatic decisions.
Synoniem
Ik ken geen synoniem voor dat woord.
Synonym
I don’t know a synonym for that word.
Urgentie
Gezien de urgentie van het probleem moeten we direct handelen.
Urgency
Given the urgency of the problem, we must act immediately.
Variëren
Om de kinderen geïnteresseerd te houden, moet u uw lesmethoden variëren.
To vary
To keep the children interested, you have to vary your teaching methods.
Are you ready to master these academic Dutch words?
3. Advanced Business Words
As you approach the advanced level in Dutch, you might be considering a job or career in the Netherlands. The following words will give you a leg up in the Dutch business world, whatever direction your dreams take you.
Winstgevend
Mijn bedrijf is niet meer winstgevend.
Profitable
My company is not profitable anymore.
Afdeling
Ik werk op de marketingafdeling.
Department / Division
I work in the marketing division.
Hoofdkantoor
Dit is het hoofdkantoor van Heineken.
Head office
This is the Heineken head office.
Uitbesteding
Door uitbesteding kunnen we kosten besparen.
Outsourcing
Outsourcing allows us to cut costs.
Ontslag
Ontslag werd overwogen.
Dismissal / Resignation
Dismissal was considered.
Activa
Ze hebben activa om met hun schulden te dealen.
Assets
They have assets to deal with their debts.
Aandelen
De gepresenteerde aandelen worden beoordeeld.
Stocks
The submitted stocks will be evaluated.
Aandeelhouder
Ik ben de enige aandeelhouder van mijn eigen bedrijf.
Shareholder
I’m the only shareholder of my own company.
Rentetarief
De rentetarieven dalen elk jaar.
Interest rate
Interest rates are decreasing every year.
Personeelszaken
Personeelszaken zorgt voor uw contract.
Human resources
Human resources are taking care of your contract.
Omzet
De omzet is gestaag gestegen.
Turnover / Revenue
Revenues have steadily increased.
Fondsen
We moeten fondsen vrijmaken.
Funds
We have to release funds.
Dochteronderneming
Wij zijn een dochteronderneming van dat bedrijf.
Subsidiary
We are a subsidiary of that company.
Tarief
U vindt mijn tarief op mijn website.
Rate
You’ll find my rate on my website.
Loonstrook
Ik heb mijn loonstrook nog niet ontvangen.
Payslip
I haven’t received my payslip yet.
Samenwerkingsverband
Ze heeft net een samenwerkingsverband getekend met ons bedrijf.
Partnership
She’s just signed a partnership with our company.
Arbeidsmarkt
Vrouwen worden vaak gediscrimineerd op de arbeidsmarkt.
Labor market
Women are often discriminated against in the labor market.
Vergoeden
Deze opdracht wordt goed vergoed.
To compensate / To pay
This assignment is well compensated.
Solliciteren
Ik solliciteer voor een nieuwe baan.
To apply
I’m applying for a new job.
Filiaal
We hebben een filiaal in Rotterdam.
Branch
We have a branch in Rotterdam.
Boekhouding
Ik ben voor een vereenvoudigde boekhouding.
Accounting
I vote for simplified accounting.
Failliet gaan
Mijn bedrijf is failliet gegaan.
To go bankrupt
My company has gone bankrupt.
Zakenreis
Ze gaat op zakenreis.
Business trip
She’s leaving for a business trip.
Vast contract
Permanent contract
Tijdelijk contract
Temporary contract
Let’s master the Dutch business world with these advanced Dutch words.
Whether you’re studying medicine in the Netherlands, pursuing a job in the medical field, or sitting in the ER, these advanced Dutch words will help you out in a pinch.
Behandeling
Ik probeer een experimentele behandeling.
Treatment
I’m trying an experimental treatment.
Goedaardig
Dit syndroom is goedaardig.
Benign
This syndrome is benign.
Desinfecteren
Je moet de wond desinfecteren.
To disinfect
You have to disinfect the wound.
Besmettelijk
Dit virus is zeer besmettelijk.
Contagious
This virus is highly contagious.
Immuun
Ik ben niet immuun voor die ziekte.
Immune
I am not immune to that disease.
Allergie
Allergie voor dit product is zeer ongebruikelijk.
Allergy
Allergy to this product is very unusual.
Bloeddruk
Hij zal uw bloeddruk meten.
Blood pressure
He will measure your blood pressure.
Breuk
Ik heb een dubbele heupbreuk.
Fracture
I have a double hip fracture.
Röntgenfoto
Je hebt een röntgenfoto nodig.
X-ray
You’re going to need an X-ray.
Gips
Ik draag sinds januari gips.
Cast
I’ve been wearing a cast since January.
Hartaanval
Hij stierf na een hartaanval.
Heart attack
He died after suffering a heart attack.
Immuunsysteem
Mijn immuunsysteem was verzwakt.
Immune system
My immune system was weakened.
Bloeding
We moeten de bloeding stoppen.
Bleeding
We have to stop the bleeding.
Vaccineren
Ze willen de hele bevolking vaccineren.
To vaccinate
They want to vaccinate the whole population.
Recept
U kunt dit medicijn niet zonder recept kopen.
Prescription
You can’t buy this medication without a prescription.
Bijwerking
Er is geen bijwerking bekend.
Side effect
There is no known side effect.
Bloedonderzoek
U moet een bloedonderzoek ondergaan.
Blood test
You have to do a blood test.
Griep
Ik kreeg vorig jaar griep.
Flu
I got the flu last year.
Jeuk
Ik begin jeuk te krijgen.
Itch
I’m starting to feel an itch.
Menstruatie
Dit is een middel tegen pijnlijke menstruatie.
Menstruation
This is a remedy for painful menstruation.
Nek
Het slachtoffer heeft een gebroken nek.
Neck
The victim has a broken neck.
Buik
Ik heb buikpijn.
Stomach
I have a stomachache.
Wervelkolom
De wervelkolom is delicaat.
Spine
The spine is delicate.
Ribben
Mijn ribben doen pijn.
Ribs
My ribs hurt.
Longen
Hij ademt slecht want hij heeft last van zijn longen.
Lungs
He’s breathing badly because he has lung problems.
These advanced Dutch medical words will help you feel more comfortable when going to the doctor in the Netherlands.
Learning these advanced legal words will aid your law studies, allow you to engage in more complex conversations, or maybe even help you work out an unfortunate misunderstanding.
Conform
Het bedrijf handelt conform de wetgeving.
In accordance with
The company acts in accordance with the law.
Erkende
Ik ben een erkende vertegenwoordiger van de regering.
Authorized / Accredited
I’m an accredited representative of the government.
Strafblad
Ik heb geen strafblad.
Criminal record
I don’t have a criminal record.
Hoger beroep
De beslissing werd door de rechter in hoger beroep genomen.
Appeal
The decision was made by the judge on appeal.
Juridisch advies
We hebben juridisch advies nodig.
Legal counsel
We need legal counsel.
Gerechtelijk
Dit is een gerechtelijke zaak.
Judicial
This is a judicial case.
Schriftelijk bewijs
Schriftelijk bewijs van adres
Written proof
Written proof of address
Dagvaarden
Ze dagvaardde de getuige.
To summon
She summoned the witness.
Wettelijke vertegenwoordiger
Ik ben de wettelijke vertegenwoordiger van dit bedrijf.
Legal representative
I’m the legal representative of this company.
Aangetekende brief
Ik heb het document per aangetekende brief verzonden.
Registered letter
I have sent the document in a registered letter.
Geschil
U heeft twee dagen de tijd om een geschil te openen.