Start Learning Dutch in the next 30 Seconds with
a Free Lifetime Account

Or sign up using Facebook
Word Image
Clothing
23 words
Word Image
Clothing
23 words
jas
masculine
(n)
jacket
zware jas
heavy jacket
overjas
masculine
(n)
overcoat
zwarte overjas
black overcoat
hoed
masculine
(n)
hat
zwarte hoed
black hat
trui
feminine
(n)
sweater
De vrouw draagt een zwarte trui.
The woman is wearing a black sweater.
spijkerbroek
feminine
(n)
jeans
fletse spijkerbroek
faded jeans
overhemd
feminine
(n)
shirt
broek
feminine
(n)
pants
Ik deed mijn broek uit.
I took off my pants.
jurk
feminine
(n)
dress
De jurk wordt geรซtaleerd
The dress is on display.
zak
masculine
(n)
pocket
Wat heb je in je zak?
What do you have in your pocket?
knoop
masculine
(n)
button
bruine viergats knoop
brown 4-hole button
elastiek
neutral
(n)
elastic band
mouw
feminine
(n)
sleeve
De man rolt zijn mouwen op.
The man is rolling up his sleeves.
kraag
masculine
(n)
collar
stof
feminine
(n)
cloth
Wanneer je gaat winkelen voor kruidenierswaren gebruik dan een stoffen tas in plaats van een plastic tas.
When grocery shopping, use cloth bags instead of plastic bags.
kleren
neutral
(n)
clothes
Kleren wassen met een wasmachine.
wash clothes in a washing machine
lange mouwen
(p)
long-sleeved
wit overhemd met lange mouwen
white, long-sleeved shirt
regenjas
masculine
(n)
raincoat
gele regenjas
yellow raincoat
korte mouwen
(p)
short-sleeved
shirt met korte mouwen
short-sleeved shirt
trainingspak
neutral
(n)
sweat suit
De vrouw draagt een trainingspak.
The woman is wearing a sweat suit.
jas
feminine
(n)
coat
winterjas
winter coat
kleding
feminine
(n)
clothing
tweedehands kleding
used clothing
vest
neutral
(n)
vest
leren vest
leather vest
T-shirt
neutral
(n)
T-shirt
blauw t-shirt
blue T-shirt
0 Comments
Top