Start Learning Dutch in the next 30 Seconds with
a Free Lifetime Account

Or sign up using Facebook
Word Image
House Work
10 words
Word Image
House Work
10 words
vegen
(v)
wipe
vegen met een lap
wipe with a rag
schoonmaken
(v)
clean
De huishoudster is de ramen aan het schoonmaken.
The housekeeper is cleaning the window.
stof
neutral
(n)
dust
De vrouw stoft met een stofdoek.
The woman is dusting with a dust cloth.
moppen
(v)
mop
De huisvrouw mopt de vloer.
The housekeeper is mopping the floor.
opbergen
(v)
put away
De vrouw borg de kleding op.
The woman put away the clothes.
vegen
(v)
sweep
De vrouw is buiten aan het vegen.
The woman is sweeping outside.
buitenzetten
(v)
take out
de vuilnis buitenzetten
take out the garbage
stofzuigen
(v)
vacuum
De huisvrouw stofzuigt het tapijt.
The homemaker is vacuuming the carpet.
wassen
(v)
wash
Kleren wassen met een wasmachine.
wash clothes in a washing machine
afdrogen
(v)
dry
de afwas afdrogen
dry the dishes
0 Comments
Top