Start Learning Dutch in the next 30 Seconds with
a Free Lifetime Account

Or sign up using Facebook
Word Image
Vehicles
19 words
Word Image
Vehicles
19 words
chauffeur
masculine
(n)
driver
buschauffeur
bus driver
metro
masculine
(n)
subway
Ik neem de ondergrondse naar het kantoor.
I take the subway to the office.
bus
masculine
(n)
bus
De bus staat geparkeerd in de straat.
The bus is parked on the street.
taxi
masculine
(n)
taxi
een taxi nemen
take a taxi
fiets
feminine
(n)
bicycle
fietsband
bicycle tire
tram
masculine
(n)
trolley car
tramrit
trolley car ride
monorail
feminine
(n)
monorail
monorail op een monorailbaan
monorail on a monorail track
auto
masculine
(n)
car
De hond gaat de auto in.
The dog is getting in the car.
rijbewijs
neutral
(n)
license
Ik mag niet rijden want mijn rijbewijs is gister verlopen.
My driver's license expired yesterday, so I can't drive.
vliegtuig
neutral
(n)
airplane
Het vliegtuig vliegt in de lucht.
The airplane is flying in the sky.
motorfiets
masculine
(n)
motorcycle
motorfietsongeluk
motorcycle accident
scooter
masculine
(n)
scooter
In Griekenland huurden we scooters en reden door het dorp.
In Greece, we rented scooters and drove around town.
kabeltram
feminine
(n)
cable car
straat kabeltram
street cable car
vervoermiddel
neutral
(n)
vehicle
Welk voertuig vind je het leukst om mee te rijden?
What kind of vehicle do you enjoy riding the most?
boot
masculine
(n)
boat
zwartwitte boot
black and white boat
stap in de auto
(p)
get in a car
passagier
masculine
(n)
passenger
autopassagier
car passenger
truck
masculine
(n)
truck
truck rijdt op de snelweg
truck driving on a highway
bromfiets
masculine
(n)
moped
Ik ga altijd met de bromfiets naar het station.
I always go to the station by moped.
0 Comments
Top