Start Learning Dutch in the next 30 Seconds with
a Free Lifetime Account

Or sign up using Facebook
Word Image
Top Words for Winter Snow Days
26 words
Word Image
Top Words for Winter Snow Days
26 words
feestdag
feminine
(n)
holiday
versiering voor een feestdag
holiday decorations
vakantie
feminine
(n)
vacation
Het is noodzakelijk om tijdens mijn zomervakantie een baan te vinden.
It is necessary to find a job during my summer vacation.
winter
masculine
(n)
winter
koude winterdag
cold winter day
schaatsen
neutral
(n)
ice skating
buiten schaatsen
ice skating outdoors
skiën
neutral
(n)
skiing
De skiër is aan het skiën.
The skier is skiing.
sneeuw
feminine
(n)
snow
De sneeuw heeft alles bedekt,
The snow has covered everything.
januari
masculine
(n)
January
dinsdag een (1) januari
Tuesday, January 1st
februari
masculine
(n)
February
Negenentwintig (29) februari is een schrikkeldag.
Leap year day is February 29th.
december
masculine
(n)
December
Vrijdag, achttien december
Friday, December 8th
vriezend
(a)
freezing
sneeuwvlok
feminine
(n)
snowflake
kou
(a)
cold
Doe een jas aan want het is koud buiten.
Put on your jacket, because it's cold outside.
sleeën
neutral
(n)
sledding
sneeuwstorm
masculine
(n)
blizzard
warme kleding
(p)
warm clothes
snowboarden
neutral
(n)
snowboarding
open haard
masculine
(n)
fireplace
sneeuwpop
feminine
(n)
snowman
warme chocomel
masculine
(n)
hot cocoa
bobslee
feminine
(n)
bobsled
sneeuwballengevecht
neutral
(n)
snowball fight
fris
(a)
chilly
sneeuwschop
masculine
(n)
snow shovel
ijs
neutral
(n)
ice
sneeuwdag
masculine
(n)
snow day
0 Comments
Top